Ontwerp : Alfred Hardy (1900-1965)
Ingenieur : Samuel Chaikes (1910-1986)
Uitvoering: Entreprises Blaton-Aubert en Atelier Hardy-Leroy
De vliegtuighangars van Alfred Hardy te Grimbergen zijn de enige Belgische realisaties die in de overzichtstentoonstelling 'Twentieth Century Engineering' in het Museum of Modern Art te New York uit 1964 werden opgenomen. Een aantal jaar later werd deze selectie kracht bijgezet door Geert Bekaert die in Bouwen in België deze gewaagde betonnen paddestoelen omschrijft als een van de "hoogst uitzonderlijke gevallen" waarin "men kan spreken over een synthese tussen vorm en constructie".1 In tegenstelling tot wat men zou kunnen vermoeden is deze monumentale realisatie niet de vrucht van een intense samenwerking tussen ingenieur en architect, maar is ze ontworpen door een aannemer, die via de concrete realiteit van het bouwen in contact is gekomen met de architectuur. Hardy toont zich met deze vliegtuigloodsen als een all-round-man: ontwerper, structureel ingenieur en uitvoerder.
De hallen te Grimbergen zijn de eerste en meteen ook de meest indrukwekkende toepassing van een constructief principe waarop Hardy in 1946 een brevet nam. Het bestond uit een ontwerp van een betonnen paddestoelconstructie, die opgebouwd is uit een koepel en een ver uitkragende, afgeknotte kegelschaal. Beide elementen komen samen op een ringbalk die op zijn beurt ondersteund wordt door vier kloeke kolommen. Aangezien koepel en kegel ontworpen zijn als schaalconstructies, treden er, althans in theorie, geen buigende momenten op in het beton. In het overhellende gedeelte is alle door de wapening opgenomen trekspanning geconcentreerd in de concentrische richting, terwijl de drukspanningen radiaal verlopen en door het beton worden opgenomen. Hierdoor blijft de barstvorming in het beton beperkt en is het materiaalgebruik minimaal. Met een betonschaal die nergens de dikte van tien centimeter overschrijdt, wordt in de hallen te Grimbergen een oppervlakte van 2000 m2 overdekt.2
Op basis van zijn betonnen paddestoelconstructie ontwierp Hardy in de loop van de jaren vijftig een schier eindeloze reeks projecten in België en Frankrijk waarmee hij de programmatorische en technische mogelijkheden van zijn principe exploreerde. Van al deze cirkelvormige ontwerpen (woningen, landbouwhangars, benzinestations, appartementsgebouwen, parkeergarages, enz.) zijn de hallen te Grimbergen in typologische en architecturaal opzicht de meest geslaagde.3 In tegenstelling tot de andere functionele bestemmingen biedt een cirkelvormig plan voor een vliegtuighangar interessante voordelen. Door het systeem van de op rails gemonteerde aluminium schuifpoorten, die op eender welke plaats kunnen geopend worden, maakten ze een zeer compacte schikking van de vliegtuigen mogelijk zonder enig verlies aan circulatieruimte. Door de poorten volledig naar een kant te schuiven kon de hal bovendien over de halve omtrek opengezet worden wat een massale evacuatie van de motoren toeliet. In het centrale gedeelte voorzag Hardy een zenitaal verlicht atelier voor het repareren van de vliegtuigen.
Van deze overkoepeling, met haar lantaarn, valt van buitenaf nauwelijks iets te bemerken. En ook de schaalconstructie laat zich hooguit vermoeden doorheen de translucente poorten. Het is pas binnenin dat Hardy's huzarenstuk ten volle imponeert, wanneer de zwaarte van het beton tegenspel krijgt van het staal van de lichte schuifwanden en er boeiende en onverwachte configuraties ontstaan van rechte en gebogen lijnen en vlakken. De constructie, de afwerking en de detaillering zijn primair, bevattelijk en repetitief - alles is vanuit het strikt utilitaire bedacht - maar de ervaring is er een van voortdurende verrassing en fascinatie.
Hardy was geen betonaannemer, maar stond aan het hoofd van een metaalverwerkingsbedrijf. Voor de hallen van Grimbergen leverde hij de centrale lantaarn en de verschuifbare poorten, terwijl de betonnen structuur werd uitgevoerd door de Brusselse aannemer 'Blaton-Aubert'. De bekisting bestond uit een indrukwekkende houten constructie onderstut door een woud van dennenboomstammen. Het hoeft geen betoog dat deze bouwwijze bijzonder ongebruikelijk was en aanzienlijke risico's inhield. Het mag een wonder heten dat de hallen van Grimbergen in overheidsopdracht tot stand zijn gekomen, zeker als we bedenken dat Hardy geen ingenieur was en voordien geen enkele betonconstructie had gerealiseerd.
Dat 'Blaton-Aubert' en de Regie der Luchtvaart vertrouwen stelden in Hardy's ideeën, is te danken aan de wetenschappelijke autoriteit van één man, de Gentse gewoon hoogleraar Gustave Magnel (1889-1955) Hij overtuigde Emile Blaton, waarmee hij tijdens de oorlogsjaren het Belgisch systeem voor voorgespannen beton uitwerkte, van de haalbaarheid van het project. De berekeningen werden uitgevoerd door een leerling van Magnel, de Poolse ingenieur Samuel Chaikes; de veiligheidscontroles werden uitgevoerd door SECO, dat de Gentse ingenieur in 1934 had opgericht en waarvan hij vanaf 1947 zaakvoerder was. Maar de invloed van Magnel ging nog verder. Pas na een tussenkomst van L. Jansen en M. Malderez, twee bevriende ingenieurs binnen de Regie der Luchtwegen, werd de beslissing genomen om de betonnen paddestoelen effectief uit te voeren ondanks de hogere kostprijs én de bouwtechnische risico's van Hardy's ontwerp.
Iwan Strauven
Vakgroep Architectuur en Stedenbouw, Universiteit Gent
Verschenen in: A+, november 2002
1 Zie Geert Bekaert, Francis Strauven, Bouwen in België, 1945-1970, Nationale Confederatie van het Bouwbedrijf, Brussel, 1971, p. 43.
2 Voor de stabiliteitsberekeningen zie L. Dubourg, "Les hangars circulaires en béton armé de l'aérodrome de Grimbergen-lez-Bruxelles" in La Technique des Travaux, jg. 28, n. 1-2, 1952, pp. 29-34.
3 Voor een overzicht van Hardy's projecten en realisaties, zie Iwan Strauven, Alfred Hardy 1900-1965, Vlees en Beton 60, GUAEP, 2002, 80 p.